zaterdag 5 maart 2016

Stadstuintjes

Geruime tijd geleden kwam ik op het geniale idee om achter mijn huis een groenten- en bloementuin aan te leggen. Niet dat ik een grote tuin heb, maar door wat tegels weg te halen, zou er best wat ruimte vrij komen. De tegels vormden geen probleem. Ik kon ze makkelijk kwijt aan buren die allemaal juist druk in de weer waren met betegelen. Ze bekeken mijn onttegelen dan ook met enige weerzin. Dit kon eigenlijk helemaal niet. Onder de tegels bevond zich een laag zand. Dat was minder. Na afgravingen kwam een laag klei tevoorschijn. Nu was het zaak om de ontstane krater weer met vruchtbare tuingrond te vullen. Na alle inspanningen was er een stukje tuin ontstaan van ongeveer 3 vierkante meter. Met de reeds aanwezige 2 vierkante meter -die voornamelijk uit kiezel- en andersoortige gesteente bestond- was ik nu de trotse bezitter van 5 vierkante meter tuin. Inmiddels had ik een lijstje van dingen die er nog moesten gebeuren, alsmede gewassen welke ik voornemens was om te verbouwen. Mijn tuin lag er maagdelijk bij. De bemeste tuinaarde glinsterde in de zon. Maar mijn prille tuingeluk was van korte duur. 

 
Op een ochtend toen ik tijdens de koffie uit het raam keek constateerde ik dat de aarde omgewoeld was op de plek waar ik de Dahlia variabilis had gezaaid. Aanvankelijk zag ik 2 kattendrollen en later een derde in een hoekje waar ik wat vaste planten had neergezet. Het buurtje waar ik woon is rijkelijk voorzien van katten. Omdat mijn buren iedere vierkante centimeter van hun tuin betegeld hebben, had ik dus een geweldige kattenbak van 5 vierkante meter gemaakt. Ook mijn eigen pluisgenoot was bijzonder in haar nopjes met de nieuwe voorziening en produceerde met zichtbaar genoegen een vierde kattenkeutel tussen de Azalea japonica en de Yucca glorioso. Ik besloot de strijd tegen de stront aan te binden door cocktailprikkers rond de kwetsbare gewassen te plaatsen. Ook ging ik persoonlijk op de loer liggen en kwam luid schreeuwend de tuin in rennen als er een niets vermoedende poes de tuin in wandelde en aanstalten maakte om een jofel plekje te zoeken in mijn bemeste tuinaarde. Ik heb zelfs een peperduur flesje panterurine gekocht. Hier zouden volgens de verpakking de viervoetige pluisbollen zo van schrikken dat mijn tuin minstens 4 weken gemeden zou worden. Het achterliggende idee was dat ze zouden denken dat ze zich in het territorium van een panter zouden bevinden. Niet dus. Niets hielp. Ook de dure panterurine niet. Uiteindelijk heb ik een elektronische kattenverjager aangeschaft. Tegen de dakgoot werd een klein zwart kastje geplaatst dat een ultrasonisch geluid geluid voortbracht. Dit werkte. Geen kat meer te bekennen. Het nadeel was dat het ultrasonisch geluid ook door de hond van mijn buren werd waargenomen. Het beest ging janken en wilde daar pas mee stoppen toen ik het zwarte kastje aan de dakgoot uitgezet had. Ook andere honden in de buurt reageerde met geblaf en gejank en bejaarden belden kwaad bij me aan omdat hun kunstgebit begon te klapperen. Geen elektronische kattenverjager, dus. Ik was de wanhoop nabij en bezocht het kattenprikbord van startpagina.nl. Kattenpoep was een regelmatig terugkerend item, met volop zinvolle tips. Planten waar poesen de pest aan hebben, koffiedik, gaas onder de grond spannen. Maar de beste tip was om de aarde af te graven tot aan de kleilaag. Vervolgens vol te storten met zand en dan betegelen. Stadstuintjes. Begin er niet aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten