zondag 10 december 2017

Eendjes voeren

Westerpark
Soms doe je, je hele leven iets en dan krijg je plotseling te horen dat je het altijd helemaal fout gedaan hebt. Dat had ik laatst met eendjes voeren. Reeds van jongs af aan breng ik mijn oude brood naar de waterkant waar hongerige watervogels kwakend en snaterend op mijn volkorenboterhammen zitten te wachten. Ik vind het een leuke bezigheid en mooi om het spektakel van vliegende en zwemmende vogels te fotograferen. Maar het is dus goed fout. Het bericht werd in eerste instantie via de radio verspreid. Brood bevat geen of nauwelijks voedingswaarde. Shit. Krijg je dat. Ook mijn dwars gebakken volkorenbrood dus niet. Meerder mensen spraken mij er op aan toen ik een paar oude witte bolletjes in de Emmakade gooide. Het leek of iedereen het er over had. Andere mensen zag ik iets graanachtigs in het water gooien of aan de kant strooien. 'Er zit geen voeding in, meneer.'  legde een mevrouw me uit terwijl ze naar mijn bolletjes keek. 'Ze worden er alleen maar dik van.' Ze liet me haar zak met verschillend granen zien. Nu leek me een dikke eend beter dan een magere, maar ik had geen zin in een discussie en ging verder met de witte bolletjes. De vrouw bekeek het met enige minachting. Hoe moest ik van mijn oude brood af als ik het niet aan de eenden kon voeren zoals ik dat gewend was.
In de jaren '50 en '60 toen we nog strenge winters hadden, ging ik als jeugdige vogelaar de deuren langs om oud brood in te zamelen voor onze nooddruftige gevederde vrienden die onder bruggen in wakken zaten te verkommeren. Op de zolder van het huis van mijn ouders had ik een clubhuis (de Zwarte Hand) ingericht in de oude kolenopslag. Een redelijk grote ruimte, die zich bovenaan de trap bevond. Hier werd al het brood gesneden en verpakt alvorens het naar de waterkant te brengen. De kolenopslag werd niet meer gebruikt omdat we zogenoemd stadsgas hadden. Stadsgas werd gemaakt van steenkool en stonk als de hel en was uiterst explosief.
Nieuwestad

We hadden een 12 pitsgaskachel met bakelieten branders en 3 standen. Het ding gaf geen warmte. Dit in tegenstelling met de oude kolenkachel die ik me slechts vaag kan herinneren. Kolen waren beduidend warmer maar veel bewerkelijker in het stoken. Omdat de kachel de boel niet warm stookte en het in de rest van het huis stervenskoud was, werd de keuken bij verwarmd met een Aladin oliekacheltje. In het kleine huis stonk het naar petroleum. De zakken met kolen werden in het najaar omhoog getakeld naar de zolderetage op de 4de verdieping. Aan de gevel hing een takelbalk. Ik kan het me vooral herinnering omdat het een keer goed mis ging. De kolenboer was 3 zakken omhoog aan het hijsen. De onderste zak scheurde langzaam open, waardoor de 2 bovenste los kwamen en het hele zaakje naar beneden kwam. De zakken spatten uit elkaar op het trottoir en de hele straat was zwart van het gruis. De kolenboer wist maar net het vege lijf te redden. Na het gebeuren zag hij er nog zwarter uit dan ervoor. Het heeft dagen geduurd voor de straat weer een beetje schoon was.
Veel later op de Bildtdijken stookte ik een houtkachel. Ik heb verschillende modellen gehad. De mooiste was een Etna platte buiskachel met 3 gaten om pannen op te zetten. Ik kan me de lange winteravonden met een pannetje soep op de kachel nog goed herinneren. Hout scharrelde ik per dag bij elkaar. Ingeval van strenge vorst haalde ik kolen bij de CAF in Oudebildtzijl. Grote eierkolen. Bij zeer strenge vorst werd er antraciet gekocht. Antraciet is warmer en blijft de hele nacht branden. De volgende ochtend hoef je alleen een beetje te porren. Het gevaar van brand of koolmonoxidevergiftiging werd hierbij enig sinds onderschat. Maar lekker warm was het wel.

woensdag 29 november 2017

Uitgezonderd bestemmingsverkeer

Leeuwarden is aan het dichtslibben met auto's. Er zijn 6 grote parkeergarages in het centrum. De stad is ervoor uitgehold als een gatenkaas. Toch is er geen straat in de stad die niet tjokvol staat met blik. De belangrijkste maatregel die de gemeente genomen heeft is een wirwar maken van eenrichtingsverkeersborden. De hele stad staat er vol mee. Dan is er nog het bord met de tekst, 'uitgezonderd bestemmingsverkeer'. Wat nu is bestemmingsverkeer? Iedereen heeft toch een bestemming? In de encyclopedie staat: 'Onder bestemmingsverkeer wordt verkeer verstaan dat een bestemming heeft op het aanliggende deel van de weg'. Daar zit logica in. Ondanks de borden en beperkingen is er geen straat of gracht waar geen auto's mogen komen. Andere steden hebben daarin tegen wel gedeelten van de stad die autovrij of luw zijn.
De zilver-esdoorns op het Wilhelminaplein
Maar Leeuwarden gaat stug door met het bouwen van parkeergarages en met slopen en uithollen van de stad. Dat heb ik altijd merkwaardig gevonden vooral omdat Groen Links een grote partij is in de Friese hoofdstad. Ik heb alleen maar geconstateerd dat pleinen de oprit naar een parkeergarage werden of volgebouwd werden. Een poosje geleden zag ik een tweet van Isabelle Diks. Een Groen Links kamerlid en voormalige wethouder voor milieu in Leeuwarden. In de tweet moedigde ze mensen aan om een trottoirtegel te verwijderen en in de vrijgekomen ruimte iets groens te planten. Er is in Leeuwarden ook een actie groep (Steenbreek) die zich inzet om meer groen in de stad te krijgen door mensen een plant of struik aan te bieden inruil voor een stoeptegel. Een goede actie. In mijn buurtje zie ik er jammer genoeg, weinig van terug. Ik zie alleen maar mensen die hun tuin betegelen. Nu vind ik een stoeptegel verwijderen om plaats te maken voor een plukje groen een beetje mager voor een Groen Links kamerlid. Je vraagt je af wat ze daar doen in Den Haag? Naast de stoeptegel en wat gehannes met buurttuintje kan ik van Diks niets groens herinneren.
Prinsentuin
Het bomen beleid van Leeuwarden is gruwelijk. Verplanten, verschuiven, snoeien en mishandelen. Een boom wordt in Leeuwarden niet oud. Om over de zilver-esdoorns die staan te verpieteren in een uit de kluiten gewassen bloembak op het dak van parkeergarage Zaailand, maar niet te praten. In Leeuwarden worden bomen gezien als stadsmeubilair. Net zo iets als bankjes. Dingen die je naar believen kunt neerpoten waar je wilt. Waarom zorgt Groen Links niet voor meer groen in de stad. Waarom worden er op opengevallen stukken tussen de bebouwing geen parkjes gemaakt, maar komt er altijd weer een nieuw grijze bouwsels.
Op de ontluchtingskoker van de parkeergarage Zaailand heeft de kunstenaar Rene Knip een gedicht over de stad Leeuwarden van Melvin van Eldik aangebracht.


onwemelber

uutdijende stad, wiken en kertieren

langs onbenoemde lanen stromen fan ut komt en ut gaat tussen dageraad en avendfal

bij ringwech over ut spoar tussen uutlaatgas en de geur fan fersbakken broad ut eens wearsinwekkend geloei fan ter doad feroordeeld fee op wech naar ut abbetwaar

op de nieuwe jas fan ut plein hakken kleurege skunen de leegte kapot, flot of stoatend

in de avendstraten bedaart de fugatiese driftechhyd fan alwear un dach

allegro, vivace, presto, prestissimo

haastech, mar noait in ferstikking ferblivend….onwemelber

Melvin van Eldik






vrijdag 27 oktober 2017

Plannen voor (budget) CH18

Omdat de begroting voor Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa 2018 vast nog niet rond is, en er mogelijk een fors tekort zal zijn, volgen hier een aantal goedkope maar toch leuke ideeën.

Omdat CH18 in het teken staat van de Mienskip heb ik de kerstlampjes actie bedacht. Omdat het plan van een lichtkunstwerk op de Afsluitdijk kennelijk niet door gaat, stel ik voor dat iedere Fries een snoertje kerstboomverlichting ophangt aan het begin van de Afsluitdijk. De organisatie moet zorgen dat er voldoende stopcontacten zijn. Of misschien is het beter om ze in te leveren in de Blokhuispoort. Vandaar kan dan een medewerker het coördineren. Wordt vast mooier dan het ontwerp van de Rotterdamse lichtkunstenaar en veel goedkoper. Misschien is het ook leuk om de Oldehove vol met kerstboomverlichting te hangen. Maar dat moet als plan nog uitgewerkt worden.
Afsluitdijk
Een andere leuke en goedkope kunstige versiering is het windmobiel. Toen mijn kinderen nog klein waren verzamelde ik lege wc rolletje, stukjes zilverpapier, ijslolly stokjes en dat soort dingen. Het enige wat ik kocht waren vlieger houtjes en wat lijm. Een beetje knutselen hoeft niet duur te zijn. Voor CH18 kunnen we een hele grote windmobiel bouwen op het Zaailand of in het kale trapgat van het Fries Museum. In plaats van wc rolletje kunnen er lege kartonnen kokkers waar stof opgerold zat, gebruikt worden. In plaats van vlieger houtjes, misschien oude hengels of bamboestokken. Hartstikke leuk.

Een rode neuzen dag. Op even dagen moeten alle mannelijke Friezen een rode neus dragen en op de oneven de Friezinnen. Staat het hele jaar feestelijk en je hoeft niet iedere dag een neus op te hebben. Rode neuzen zijn sterk gereduceerd in prijs. Mensen met een bijstanduitkering krijgen iedere maand bij hun uitkering een verse rode neus. Zodat ze niet het hele jaar met dezelfde neus hoeven lopen.

Gezien het verpletterende succes van de breiwerkjestentoonstelling in het Fries Museum, is het duidelijk dat breien een centrale plaats in moet nemen in het culturele jaar. Om de kosten van breiwol te drukken is misschien mogelijk dat de organisatie op grote schaal de benodigde bolletjes inslaat. Wildbreien is een leuk idee. Omdat de gemeente alle bomen aan het uitmoorden is krijgen de overgebleven bomen allemaal een mooie wollen das of kleurig hesje. Om ze een beetje op te fleuren. Maar het centrale idee is om een enorme das te breien die 5 meter breed is. Een Elfstedendas. De  reuze das krijgt uiteraard een Pompeblêd motief. In Leeuwarden is de start richting Sneek. De Sneekers nemen het over en breien verder naar IJlst en zo gaan we verder langs de route. Uiteindelijk eindigen we weer in Leeuwarden in de Prinsentuin. De start van de das is in januari en de finish moet ergens in december zijn. Liefst voor de kerst.

Het stapelplan is geïnspireerd op de Ecokathedraal in Mildam. Hier kan de gemeente al zijn oude en overtollige bestrating kwijt. Mogelijk kunnen er nog delen van de Drachtsterbrug gebruikt worden. Een Ecokathedraal op het Wilhelminaplein zou de knaller van het jaar kunnen zijn. Jammer is dat je op de korte termijn de begroeiing niet rond krijgt. Aan de zilver-esdoorns die staan te verpieteren in een uit de kluiten gewassen bloembak op het dak van de parkeergarage, hebben we niet veel. Om zoveel mogelijk beplanting te krijgen moet de bovenste etage van de parkeergarage open gegooid worden en worden vol gekieperd met aarde. Misschien is het leuk om de Mercuriusfontein op het plein te plaatsen en te laten overwoekeren door klimop. Als fontein heeft ie het toch nooit goed gedaan dus misschien kunnen we dat beter vergeten. Mogelijk kunnen er nog meer lelijke beelden naast geplaatst worden. Zo kan het culturele jaar leuk en niet duur zijn.
Verdere leuke ideeën volgen.


Ecokathedraal bij Mildam


donderdag 28 september 2017

Het heen en weer

De in- en uitcheckpoortjes op de stations zijn door hun proefperiode gekomen en goed bevonden. Ook station Leeuwarden is sinds kort uitgerust met in- en uitcheckpoortjes. De poortjes zijn volgens de NS om de veiligheid op de stations te verbeteren. Iedereen die in het bezit is van een OV chipkaart met saldo kan het perron op. Ik dus niet, want ik heb geen OV chipkaart. Jammer want ik mag graag wat fotograferen op de perrons of een patatje eten en even in het zonnetje op een bankje zitten. Bij mijn laatste treinreis had ik een zogenoemd goedkoop Kruitvatkaartje. Daar kom je ook mee door de poortjes, maar alleen op de dag dat je het gebruikt. Het is een dagkaart.
Station Leeuwarden ziet er maar raar uit met al die poortjes. Bij de hal en kleine ruimte voor de poortjes is het druk. Bij de poortjes staat spoorwegpolitie en ander NS personeel om de boel in de gaten te houden. Als het poortje waar ik door wil niet direct reageert op mijn Kruitvatkaartje en ik wat sta te emmeren, zie ik de spoorwegpolitie-agent wantrouwend in mijn richting kijken. Natuurlijk houden ze mensen die staan te klooien voor de poortjes in de gaten.


De dame achter me attendeert me erop dat ik mijn kaartje niet op het grote vierkante vlak moet houden, maar op het ronde vlak er onder. “Waar die pijl naar wijst” merkt ze op. Juist. “Grotere pijlen hebben ze niet” volgt er sarcastisch achter aan. Het poortje ontsluit zich en het beveiligingspersoneel ontspant zich weer. Iemand die niet door de poortjes komt is natuurlijk verdacht.
Op de terugweg checkte ik uit bij het verkeerde poortje. Later begreep ik dat de rode poortjes van Arriva zijn en de gele van de NS. Sjonge. Er verscheen een tekst met de mededeling dat ik bij de NS moest uitchecken. Krijgen jullie allemaal het heen en weer, dacht ik en glipte mee, door het open poortje van een medereiziger. Onmiddellijk kwam er een NS medewerker op me af die streng naar mijn kaartje vroeg. Nadat hij mijn Kruitvatkaartje bekeken had mocht ik onuitgecheckt doorlopen. Het rare vond ik dat er ook nog gecontroleerd werd in de trein. Je zou zeggen dat er door al dat in- en uitgecheck geen kip zonder kaartje de trein in komt. Maar een conducteur hoort er natuurlijk bij. Bovendien moet er iemand bij vertrek van de trein op een fluitje blazen. Jammer dat hij geen kniptang meer heeft, maar een of ander elektronisch geval dat rare piepjes geeft. Ook leuk, natuurlijk maar ik denk wel eens met heimwee aan de oude kleine kartonnen kaartjes waar de conducteur enthousiast gaatjes in knipte. Als je een lange reis had leek je kaartje soms wel een gatenkaas. Conducteurs hebben ook geen mooie pet meer en geen rode sjerp waar de kniptang aan hangt en een stempel en dat soort zaken. Ze zijn ook niet echt vriendelijk en maken geen praatje. Uitzonderingen daar gelaten. Dat is jammer. Eigenlijk lopen ze ook voor joker rond, want de in- en uitcheckpoortjes hebben hun werk al gedaan. Misschien hadden ze er beter meer conducteurs bij kunnen nemen, inplaats van die poortjes. Die maffe poortjes kosten ook niet niks. En dan hoeft er ook geen personeel de hele dag naar het gehannes bij de in- en uitcheckpoortjes te kijken. Die kunnen dan weer iets zinvols gaan doen. Zoals kaartjes knippen.
De in- en uitcheckpoortjes van Arriva


zondag 10 september 2017

Een fiets is iets, maar bijna niets

Sinds enige tijd ben ik bezig om van mijn schuurtje een klein museumpje te maken. In het achterste gedeelte staat mijn bijzondere stenen collectie. Onlangs heb ik een klompje steen van de Drachtsterbrug toegevoegd. Uit sentimentele overwegingen. De brug is onlangs gesloopt. De overige ruimte biedt plaats aan stukken van uiteenlopende aard. Voornamelijk machine onderdelen en oude apparaten. Er staat bijvoorbeeld een motorblok van een Solex. Het ding komt van een Solex die ik ooit zou repareren. Toen hij eenmaal uit elkaar lag, bleek ik niet in staat hem weer in de oorspronkelijke situatie terug te brengen. Laat staan te repareren. Uiteindelijk heb ik hem in losse onderdelen aan een oud ijzer verzamelende buurman geschonken. Alleen het motorblok en het aandrijfwiel heb ik om onduidelijke reden gehouden.
Mijn kennis omtrent motoren is beperkt. Een bougie schoonmaken is het hoogtepunt van mijn kunnen. Het aardige van de Solex is, dat ik de benzinetoevoer naar de carburateur kan schoonmaken. Je schroeft een paar boutjes los en legt het slangetje in een bakje benzine om het een poosje te laten weken. Daarna blaas je het ding door en plaatst hem weer op de carburateur. Dit technische hoogstandje gaf me het gevoel dat het met mijn technische kennis wel meeviel. Alleen een hele solex uit elkaar slopen en weer in elkaar zien te prutsen, was een brug te ver. Het leuke was dat je er ook zonder benzineleiding op kon rijden. Je kon van bovenaf voorzichtig wat benzine in de carburateur druppelen en dan tufte je weer een paar kilometer verder. Je moest wel zorgen dat je een flesje benzine bij je had en voorzichtig op de rijdende solex de benzine in het motortje gieten. Als je er voor stopte liep je het risico dat je het ding niet meer aan de praat kreeg. Maar het handige van een Solex is dat je er ook op kunt fietsen als je het motortje van het voorwiel trekt. Niet dat je er dan hard op vooruitkomt, maar het vehikel is ook niet gemaakt voor de TT van Assen. Op een Solex was het ook niet nodig om een helm te dragen. De 20 km per uur haalde ik niet en een beetje enthousiaste fietser kon me zonder problemen passeren. Voor een hogere snelheid had ik een Kaptein Mobylette. Een zogenoemd EEGtje. Een populair damesbrommertje in die dagen. Scheurde als een racewagen. De remkabeltjes braken wel regelmatig. Meestal op cruciale momenten. Het ding heeft me bijna het leven gekost. Vooral de nachtelijke tochten na een bezoekje aan de Leeuwarder horeca waren soms wat problematisch. De wegen van en naar Leeuwarden waren in de jaren 70 nog niet optimaal.
Wat nu het fietspad naar Stiens is, was vroeger de autoweg en het fietspad was een smalle strook van misschien 50 cm. Later kreeg ik een zwaardere Kaptein Mobylette. Wat met het winderige weer in de provincie wel nodig was. De Mobylette heb ik altijd een beetje een burgertrutjes brommer gevonden. Ik had natuurlijk liever een Puch of een Kreidler willen hebben. Tegenwoordig fiets ik liever. Het is mijn belangrijkste lichaamsbeweging. Ook een elektrische fiets lijkt me niks. Meer iets voor ouwe wijven. Ze doen me soms wel aan mijn oude Solex denken. En dat is wel weer leuk.

donderdag 27 juli 2017

De landbouw pennenlikkers

Enige tijd terug heb ik de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Mijn pensioenopbouw is versplintert over meerde pensioenfondsen. Een klein stukje daarvan ligt bij het BPL. Het pensioenfonds voor de landbouw. Het gaat om één zomer werken in de grasdrogerij van Marrum in de gemeente Ferwerderadeel. De drogerij lag vlak aan de Waddendijk. Het betrof een grote zogenoemde droogketel in een loods. Het ding werd volgepropt met gras, draaide rondje, werd verhit en aan de achterkant kwamen dan de koeiebiks eruit. De biks werden verpakt in zakken van 40 kg om vervolgens door mijn persoon op pallets geplaatst te worden. Acht lagen van vijf zakken per pallet, die vervolgens met een heftruck in een romnyloods gestapeld moesten worden. De werkzaamheden begonnen om 5 uur 's ochtends als de zon opkwam boven het Noorderleeg. De baas betaalde goed, met veel vakantiegeld en een winstbonus. Toen ik rond mijn 65ste ging uitvlooien in welke hoeken en gaten mijn pensioenopbouw zat, kwam ik het BPL tegen. Omdat het maandbedrag laag was, besloot ik om het af te kopen. Ook niet veel, maar dan heb je nog wat. Formulieren ingevuld, bankrekening erbij en wachten maar. Het viel me trouwens op dat alles nog gewoon met de post ging. Email is kennelijk niet echt agrarisch.
Het Noorderleeg
Toen we ruim een half jaar verder waren en ik niets meer vernomen had van de BPL ging ik eens op hun website kijken. De kleurige website stond vol met leuke, frisse en lachende jongeren die tomaten aan het plukken waren of zichtbaar gelukkig op een trekker iets met aardappels deden. Op de grasdrogerij van Marrum heb ik ze nooit zo in hun nopjes gezien, vooral niet 's ochtens om 5 uur. Bij bestudering van de vrolijke site, kwam ik er achter dat het BPL de AOW gerechtigde leeftijd iets anders vindt dan de pensioenleeftijd. Volgens de landbouwclub begint die pas op je 67ste. Nu wordt de AOW leeftijd opgetrokken naar 67. Maar zo ver was het voor mij nog niet. Het was te weinig geld om me druk over te maken, maar het zat me wel dwars. Stel dat je hele pensioenopbouw bij die club ligt. Het is gewoon 2 jaar jatten. Je overlijdensleeftijd wordt tenslotte ook niet 2 jaar opgeschoven. Uiteindelijk besloot ik een mailtje te sturen met de mededeling dat ik me poen wou. Het duurde even maar er kwam uiteindelijk een beetje bescheten antwoord. Ik moest een formulier invullen. Hoe bestaat het. Het formulier zou per post gestuurd worden binnen 14 dagen. Ze namen ruim de tijd om een stukje papier in een envelop te stoppen. Maar dan zou de pensioen afkoop ook in behandeling genomen worden. Dom van me natuurlijk dat ik gewoon dacht dat ze mijn geld konden overmaken. Natuurlijk moeten ze mijn pensioenopbouw behandelen. Na ruim een week kwam er inderdaad een formulier met de post. Snel ingevuld en terug gestuurd naar de landbouw pennenlikkers. Weer 14 dagen later kwam er een brief waarin vermeld werd dat mijn formulier in goede orde was ontvangen. Ik blij. Mijn pensioengelden waren nu in behandeling. Na 14 dagen behandelen wederom een brief. Ze hadden een kopie van mijn ID kaart nodig. Donders. Nog steeds niet uitbehandeld. Als het zo doorgaat ben ik ondertussen 67. Snel het document verstuurd. Weer 2 weken verder kreeg ik op verheugde toon een brief dat de behandeling afgerond was en ik mijn pensioen zou krijgen. Pfffff... Nu wachten op de storting. Zou het er voor de kerst zijn? Na 14 dagen niets vernomen te hebben van het BPL, laat staan iets van een storting waargenomen te hebben, besloot ik te bellen. Na een half uur in de wachtrij met een lullig muziekje te zijn gezet, kreeg ik een meneer die het allemaal haarfijn zou gaan uitvlooien voor me. Na wederom 10 minuten naar het lullige muziekje te hebben geluisterd kwam hij vrolijk terug met de mededeling dat ik nog niet verwerkt was. Nu had ik al een vermoede in die richting. Niet verwerkt, natuurlijk, he he. Nu weten we het. Ik kon op het randje een opkomende woede aanval onderdrukken.
Voorzichtig, inwendig vloekend en met alle vriendelijkheid die ik nog uit de diepte naar boven wist te krijgen, vroeg ik, 'kunt u me dan vertellen wanneer ik verwerkt ben'? 'Phoooeee', verzuchte de landbouw pennenlikker,  'meneer de Bood... wat zal ik zeggen, tja. Weet u'. Nee ik wist het niet? 'We hebben het erg druk. Zou u misschien volgende week nog een keer kunnen bellen. Dan weet ik meer'. Hier knapte er iets in me. De telefoon uit het raam gooien leek de enige optie. Omdat ik op het punt stond enige zeer grove vloeken in de hoorn te schreeuwen kon ik net op tijd de verbinding verbreken. Ik ben maar in de tuin gaan zitten. Dat heeft altijd een kalmerende uitwerking op me. De egel familie die onder het schuurtje van de buurman woont kwam net langs. Het gezin was onderweg naar de klimop. In de dichte begroeiing vinden ze slakjes en ander voedsel. Het leven van een egel is duidelijk een stuk eenvoudiger dan dat van de mens. Ze hoeven niet verwerkt te worden door het BPL. En al helemaal niet tot sint-juttemis te wachten op hun pensioen.

woensdag 5 juli 2017

Over geheime plekjes en waterpoorten

De Sneeker Waterpoort
Al een poosje liep ik met het idee om een paar foto's van de waterpoort in Sneek te maken. Ik was er ooit eens geweest en had het oude bouwwerk wel gezien maar had te weinig tijd om hem goed te bekijken. De poort is mede zo interessant omdat het laat zien hoe onzorgvuldig Leeuwarden omspringt met het cultureel erfgoed. Nu werden de 4 Leeuwarder land- en waterpoorten al in de 19de eeuw gesloopt. Ze vormden onderdeel van de verdedigingswerken. Toen er geen reden meer was om de boel te verdedigen, werden als eersten de poorten afgebroken. In Sneek moet zich hetzelfde voorgedaan hebben, maar de Snekers lieten hun poort staan. Misschien vonden ze het handig om in de peiling te houden wie hun stad binnen kwam varen. Of misschien vonden ze het gewoon een mooie poort. Wat het ook is. Ook de oude watertoren werd niet gesloopt, zoals in Leeuwarden. De Sneker watertoren vind ik eigenlijk niet echt mooi. De oude verdwenen Leeuwarder watertoren was mooier. Maar daar hebben we nu niet zoveel meer aan.
Bouw van het M.C. Escher Akwadukt
Hoewel er dit jaar volop gesloopt wordt in Leeuwarden is het belangrijkste sloopobject de Drachtsterbrug. Hij staat al in de planning. In augustus wordt het M.C. Escher Akwadukt geopend. Het nieuwe akwadukt is naast de brug gebouwd. Daarna moet zo snel mogelijk de scheepvaart belemmerende brug er aan geloven. Het is geen mooie brug. Toch kunnen bouwsels die niet mooi zijn, heel fotogeniek zijn. Vrouwen hebben dat trouwens ook, maar dit terzijde. Onder de oprit van de brug was een vrijplaats voor graffiti spuitende jongeren. Een beetje geheim stukje Leeuwarden. Ook daklozen brachten er de nacht door. Koud en winderig, maar wel droog.
Onder de Drachtsterbrug
Ik heb wel eens gedacht dat het een mooie plek zou zijn voor een popconcert, een theatervoorstelling of iets met modern ballet. Uiteindelijk was het een stuk grond waar niets mee gedaan werd. Een niemandsland. Best spannend daar aan de oevers van het van Harinxmakanaal. Ik kon in het bestemmingsplan niet terug vinden wat er met mijn geheime stukje grond gaat gebeuren. Hopelijk iets met groen, maar het  zal wel bebouwd worden. Gelukkig heb ik meerdere geheime stukjes stad. Maar die zijn geheim. Uiteraard.
Drachtsterbrug

zaterdag 13 mei 2017

Analoge klappertjes

Mijn verzameling nutteloze maar dierbare stukken bestaat uit 2 delen. Een gedeelte staat opgeslagen in mijn schuurtje en bevat stenen of stukjes steen van verschillende gesloopte panden. Onder andere een hoekje van een gedenksteen uit het voormalig Bonifatius hospitaal. De letters ólk' zijn nog te lezen. Als iemand weet wat het gehele woord is, dan zou ik dat graag vernemen. Avonden heb ik er over zitten piekeren. Volk leek me het meest aannemelijk, maar kolk of wolk kan ook of erger, het zou in het Latijns kunnen zijn. Dan staat er iets als Orie et camolk. Of iets dergelijks. Maar ik vrees dat ik het bij leven nooit zal weten. Bij de verzameling in de schuur koester ik ook mijn stukje hout van het Elfstedenbrugje van Bartlehiem. Van het oorspronkelijke brugje, wel te verstaan. Het betreft een authentiek plankje. Cultuurbarbaren van de gemeente Tietjerksteradeel hebben het brugje inmiddels vernieuwd en voorzien van nieuwe houtdelen. Mijn plankje kon ik op het nippertje redden. Friesland mag me dankbaar zijn, omdat ik zo een belangrijk stuk heb gered. Eigenlijk hoort mijn plankje thuis in het Fries Museum. Ik ben alleen bang dat ze daar het historisch stuk niet op waarde zullen inschatten.
Kerncentrale bij het Belgische Doel

In de huiskamer bewaar ik het tweede gedeelte van de collectie. Deze bestaat onder andere uit tegels. Een mij dierbare vloertegel komt uit een huis van Belgische het plaatsje 'Doel'. Waar een kerncentrale staat. Omdat niemand er wil wonen is Doel een spookdorp geworden. Uit een van de leegstaande huizen heb ik de tegel mee genomen. Het is een lelijke kleurloze tegel waar een hoekig motief op staat. Veel gevoel voor vormgeving hebben die Belgen niet. Maar het gaat me meer om de gevoelswaarde. De herinnering. 
Vloertegel uit Doel
Onder het weinige wat ik uit mijn ouderlijk huis heb behoort een klein potje. Het is een fraai potje dat ooit op het bureau van mijn grootvader stond. In het potje zitten kleine dingetjes. Mijn vader verzamelde van alles. Vaak onduidelijke zaken. Hij stopte het in potjes en doosjes. In het potje van mijn grootvader zit ook een jarretel van mijn moeder. Of althans een gedeelte waarmee je de kous vastzet. Een clipje. Mijn moeder was een kleine dikke vrouw. Ze droeg erg ingewikkeld ondergoed. Een reusachtig korset dat haar gehele boven lichaam als een harnas insloot. De aan- en uitkleed ceremonie vond achter de deur van de klerenkast plaats. De schuifdeur die vanuit de huiskamer toegang bood tot de slaapkamer bleef open. Zodat we dagelijks de rituelen konden horen. Net als de buren, trouwens. Mijn vader moest alle haakjes in de oogjes zien te wurmen. Een tijdrovende klus die gepaard ging met veel gevloek. De jarretels in het potje zijn afgeknipt. Ik zal nooit weten waar ze van afgeknipt zijn? Ik heb het vermoeden dat ze onderaan het korset hingen. Iets als een jarretelgordel of kousenband heb ik in de garderobe van mijn moeder nooit gesignaleerd. Waarom mijn vader het bewaarde is onduidelijk. Maar dat geld voor de meeste dingen die hij bewaarde. Er zit in het potje nog een manchetknoop, een klein stukje koraal en een fijnstemmer voor een viool, een medaille voor een zwemwedstrijd uit 1936 en een klappertjesraket. Jofel speelgoed. Het klappertje plaatste je in de voorkant van de raket, waarna je hem hoog in de lucht gooide. Als het ding dan op de stoep viel dan hoorde je dan het gewenste knalletje. De klappertjesraket was vroeger zeer populair. Vandaag de dag zie je ze niet meer. Misschien dat hele jonge kinderen nog een klapperpistooltje of raketje voor hun verjaardag krijgen. Maar de smartfoon heeft de plaats ingenomen van het analoge geklapper. Net zoals de volwassen lopen jongeren de hele dag met het scherm van een smartfoon voor hun neus. Als je een groepje scholieren ziet, dan hebben ze geheid allemaal zo een ding. Eigenlijk vind ik het armoede. 'Ga toch spelen' denk ik wel eens. Een klappertjesraket is toch veel leuker.



maandag 27 maart 2017

De daken van de stad

Mijn ouders waren vroeger lid van de VARA. De omroep stond toen destijds bekend als links. Er werden linksige items uitgezonden in de actualiteitenrubrieken. Ook de andere programma's hadden vaak een links karakter. De politieke voorkeur van de omroep werd niet onder stoelen en banken geschoven. De VARA had toen nog een eigen identiteit en liet zich nog niet meeslepen met de mainstream. Nu was in de jaren 60 mijn belangstelling voor de zwart-wit TV van mijn ouders minimaal. Het betrof een groot geval. Het televisietijdperk stond nog in de kinderschoenen en er was nog maar een zender. De uitzendingen duurde ook niet zo lang. Om 10 uur ’s avonds stopte het al. In een later stadium kwam er een tweede zender bij. Voor een goede ontvangst moest op de bestaande Nederland 1 antenne een tweede kleinere antenne gemonteerd worden. De daken van de stad stonden vol met antennemasten. Veel masten werden tegen de huizen gemonteerd. Langs de huizen bungelde draden die via de vensters naar de televisies liepen. Ik kocht zelf nooit een antenne omdat er zoveel antenne resten en stukken op het dak lagen waar ik met wat geknutsel een nieuwe van samenstelde.
De laatste mast die ik zelf in gebruik had was in Nieuwebildtzijl. De ontvangst was beperkt en sterk afhankelijk van het weertype. Bij helder weer had je een betere ontvangst dan bij bewolkt en regenachtig weer. Als het beeld slecht was dan moest ik het dak op om de antenne te draaien, teneinde hem beter op de zender te richten. Een regelmatig terugkerend ritueel waarbij mijn toenmalige partner beneden hard ja of nee moest roepen naar gelang de verbetering of verslechtering van de beeldkwaliteit. Een toestand die niet ongevaarlijk was. Het betrof een oud en gammel dak en ik moest acrobatische toeren uithalen om de antenne te draaien. De mast was tegen de schoorsteen gemonteerd dus daar moest je bovenuit zien te komen. Balanceren op de nok. Achteraf verbaas ik me nog wel eens dat ik niet door het dak gegaan ben. Bij mistig weer was het mogelijk om Duitsland te ontvangen en soms ook wat schimmige beelden van Scandinavische landen. Hartstikke leuk. Aan de dijken was nog geen kabel. Ik miste het niet.
Een beperkt aanbod heeft voordelen. Een of twee slechte zenders zijn beter te hanteren dan dertig slechte zenders. Bovendien is de kwaliteit van de Nederlandse televisie dermate belabberd dat een sneeuwerig beeld geen enkel probleem vormde. Lang na de komst van de kleuren televisie bleef ik zwart wit kijken. Deels door de kosten van een kleurenapparaat maar vooral door desinteresse in het medium. Ik heb nog jaren een zwart wit camping televisie gehad met een zogeheten kamer antenne, bestaande uit 2 uitschuifbare sprieten. Geweldig ding. Soms zag je zelfs schimmige figuren door de ruis. Ik denk dat we weer terug moeten naar de zwart wit televisie. De grammofoonplaat en het cassettebandje zijn ook weer terug.  Ik voorspel dat de zwart wit televisie het in 2018 helemaal gaat maken. Let maar op.

vrijdag 27 januari 2017

Verdwenen treurnis

Mariniersespel 2004
De Mariniersespel is verdwenen. De oude pleintjes in de Vrijheidswijk zijn gesloopt. Er zijn dure koopwoningen voor in de plaats gekomen. Ik fiets er nog wel eens langs als ik groenten ga kopen in de dorpstuin van Snakkerburen. Wat me opvalt is dat de nieuwbouw die ervoor in de plaats gekomen is, er net zo treurig uitziet als de verdwenen huizen van de Mariniersespel. Ik woonde er in een ruime eengezinswoning. Het was een donker huis. Somber. Soms dacht ik dat er een entiteit in het huis zat. Voorwerpen veranderde van plaats. Als ik voor het slapen, een bepaald doosje op een plek neerlegde, lag het de volgende dag ergens anders. Soms hoorde ik ‘s nacht geschuif van meubels. Als ik dan naar beneden ging om te kijken, bleek alles gewoon op zijn plaats te staan. In mijn huiskamer hing dan een alles verpletterend stilte. Ik raakte ervan overtuigd dat er ooit een moord gepleegd was. Misschien wel meerderen. Het huis had een tuin met kleiachtige grond met veel kiezels en stenen. De Vrijheidswijk is waarschijnlijk de meest multi-culturele wijk van Leeuwarden. Naast me woonde een Vietnamees gezin. Een vader, moeder en een beeld schone dochter. Haar lach kon van een donkere dag een stralende maken. De moeder reed op een kinderfietsje. Dit om een indruk te geven van het formaat van mijn buren. Het gezin voorzag in het onderhoud door middel van een loempiakarretje dat achter het huis geparkeerd stond. De loempiaatjes werden in de keuken gefabriceerd. Soms als ik even door de tuin liep kreeg ik er een aangeboden en stond het gezin trots te stralen als ik de lekkernij opat en kenbaar maakte hoe lekker ik het wel vond. Soms kwam er Vietnamese muziek door de muur. Naar het leek waren daar vaste tijden voor en het duurde nooit lang. Treurige en weemoedige muziek, die iets weg had van een ceremonie. Het maakte het er niet vrolijker op.
Mariniersespel 2004
De buurman of vrouw aan de andere kant heb ik nooit gezien. Door de spaarzame geluiden die ik door de muur hoorde constateerde ik aanwezigheid in het huis naast me. Om mij onduidelijke reden noemde ik de persoon aan de andere kant van de muur, ‘de heks’. De geluiden die doordrongen kwamen vanuit de grote ouder slaapkamer aan de straatkant. Een enkele keer klonk het geluid van een elektrische piano. Er werd een deuntje gespeeld dat gedurende 10 minuten herhaald en herhaald werd. Dan werd het weer stil. In een poging iets meer van de heks te weten te komen heb ik een keer door de struiken in de huiskamer naast me gegluurd. Het was een huiskamer met weinig meubels. Op de vloer lagen Perzische tapijten. Ook aan de muren hingen Oosters aandoende doeken en afbeeldingen. Midden in de kamer stond een tafel met daarop een groot schaakbord met een afgebroken partij erop. Pas later begreep ik dat er iemand ziek lag te zijn naast me. De dame die ik dagelijks op de fiets langs zag komen was een wijkverpleegster en een enkele keer zag ik een ambulance een grote zuurstoffles brengen. Er vonden dus geen bovenaardse rituelen plaats. Dat viel een beetje tegen. Maar er gebeurde meer wonderlijke zaken op de Mariniersespel. Zo trof ik op een ochtend een schoppenaas aan op de bodem van mijn huisvuilcontainer die aan de straatkant voor de deur stond. Aanvankelijk schonk ik er geen aandacht aan. Maar toen ik er over na ging denken concludeerde ik dat het niet klopte. Ik had de speelkaart er niet zelf in gegooid. Ik had geen speelkaarten in huis. Later wist een vriend me uit te leggen dat het een waarschuwing was. ‘Je moet oppassen als hij met een mes in je voordeur zit’. Wist hij nog te melden. Ik zat nu met de vraag uit welke hoek de speelkaart kwam. Twee huizen verder woonde een Indonesische familie. Waarmee ik geen contact had. Daarnaast een alleenstaande Oosterse man. Naar zeggen van de Nederlandse buurvrouw van de overkant, zou het een fakir zijn. De man stak messen en ander keukengerei door zijn tong en en lag regelmatig op een plank met spijkers. De speelkaart had zonder twijfel met de fakir te maken, maar bewijzen ervoor had ik niet.
De Mariniersespel lag vlak aan de Dokkumer Ee. Bij Snakkerburen en Lekkum. Dat was een prettige bijkomstigheid. Bijna dagelijks wandelde ik langs de oevers. Even weg uit de deprimerende wijk. De Mariniersespel bestaat niet meer en het zou beter geweest als hij nooit gebouwd was.
Dokkumer Ee