Toen ik laatst thuis kwam, rook ik een penetrante poeplucht. ‘Ja hoor’, dacht ik en keek naar mijn schoenen. Een bruine rand kwam onder de zool van mijn rechter schoen uit. Bingo. Ik had in de hondenstront gestaan. Nu zie je de laatste tijd niet zoveel hondenpoep meer op straat. Mensen worden op straffe van een boete gedwongen zo genoemde hondenuitlaatplaatsen te gebruiken, er zijn hondenpoepbakken, schepjes, zakjes, drollengrijpertjes en drollenharkjes. Vroeger zag je hondendrollen op straat liggen, tegenwoordig ook maar nu zitten ze meestal in een plastic zakje. De tijden veranderen. Het gaat als volgt te werk. De hond poept. Het baasje stroopt het zakje binnenste buiten over zijn hand en pakt het uitwerpsel en stroopt het zakje van zijn hand, zodat de drol verpakt wordt. Hele verbetering. Vooralsnog had ik kennelijk niet in een verpakte drol gestaan. Nu heb ik vroeger honden gehad. Er was toen nog geen sprake van zakjes, bakjes of grijpertjes. Je hond kon nog naturel het trottoir bevuilen. Maar het was wel de bedoeling dat honden in de goot hun behoefte deden.
Dat was ook iets wat mijn collega van de kuttelikkertjes onrechtvaardig vond. Over een poes wordt geen belasting geheven. Nu moet ik altijd lachen om dit soort berichten. Mijn pluisgenoot is meer buiten dan binnen. Net als de katten van de buren. Hoe zou de belastingambtenaar dat willen controleren. Kattenbakken zoeken? Katten blaffen ook niet als de kattenbakkencontroleur aanbelt. Gelukkig niet.
Drol van Wim T. Schippers in het Bos van Epey |
Toen ik een jaar of 18 was, heb ik een hond uit het asiel
gehaald. Een bastaard stond in het hondenpaspoort dat met het dier mee geleverd
werd. Het was een klein vrouwtje met de tekening van een herder en met de sik
van een terriër. Het was een onafscheidelijk kameraadje die geen moment van je
zijde week. Een lief beest en ik noemde haar Lucy. In die tijd vernoemden ik
mijn huisdieren naar verloren liefdes. Lucy was een meisje uit mijn klas. Kort
blond haar en een slank, jongensachtig figuurtje. In een portiek in de 2de
Boerhavestraat begonnen we aan een wankele relatie. Lucy was beeldschoon en
tegen de tijd dat ik er achter kwam dat ik tot over mijn oren verliefd op haar
was, maakte zij het uit.
De tweede hond was een dochter van Lucy. Het was een klein
bijna zwart beestje. Het enige dat aan haar moeder deed denken was de
terriërachtige sik. Haar aanhankelijkheid was mogelijk groter dan die van haar
moeder. Ik noemde haar naar mijn tweede dramatische verlopen liefde, Jitka.
Jitka kwam uit Tsjecho-Slowakije. De relatie is nooit veel verder gekomen dan
wat gehannes in een parkje. Ze moest weer terug naar Tsjecho-Slowakije. Mij in
verbijstering en diepe wanhoop achterlatend. Na een periode van theatrale en diepe
rouw bleef nu slechts een ding over. Een hond. Ik zou vanaf nu alleen en eenzaam mijn pad
vervolgen en daar hoorde een hond bij. Een hond heeft verschillende voordelen.
Een hond breekt je hart niet en is goedkoper in onderhoud dan een
vrouwspersoon. Minder veeleisend. Je kunt praten tegen een hond tot je een ons
weegt, het beest praat niet terug. Een hond kwispelt alleen met zijn of haar
staart. Maar er staan wel wat verplichtingen tegenover. Het uitlaten
bijvoorbeeld. Als je op een koude winterochtend net wakker bent en eruit moet
omdat de hond op knappen staat.
Of de hondenbelasting. Ook zoiets. Zolang ik honden had, heb ik
overijverige belastingambtenaren achter me aan gehad. Een voormalig collega van
me had drie kleine hondjes. Zo genoemde kuttelikkertjes. Zij vond het vooral
onrechtvaardig dat bijvoorbeeld een Deense dog net zoveel belasting moet
betalen als haar dwerg Pekinees. Daar had ze een punt. De Pekinees doet een
jaar over wat de Dog op een dag uitpoept. Misschien dat ze honden kunnen uitrusten met een chip. Net zoals bij de vuilcontainers. Een poepchip om de hoeveelheid ontlasting te meten. Van tijd tot tijd boert ook het
bericht op dat de gemeente Leeuwarden, kattenbelasting gaat heffen.