In mijn dromen loop ik vaak door verlaten steden. Regelmatig gaan ze over de Linnaeusstraat in Amsterdam. De straat waar mijn grootmoeder woonde. Mijn grootmoeder had 2 honden. De oudste heette Binky en was een wat sacherijnige teef met een kale buik vol met hangende tepels. Voor Binky moest je oppassen. Ze kon bijten. Binky had een dochter die Pluisje werd genoemd. Pluisje was veel aardiger dan haar moeder. Soms mocht ik de dieren uitlaten en liep dan rond het blok het sportfondsenbad Oost en de melkfabriek Sterovita, later Melkunie. Grenzend aan de Ringvaart. In tegenstelling tot vandaag was het een verlaten stukje stad. De melkfabriek stond leeg en van het zwembad zag je alleen de muren. Die verlatenheid komt terug in een van de vele stadsgezichten uit mijn dromen. Ik loop langs de donkere Ringvaart naar het Nieuwe Diep. Het Nieuwe Diep is een meer in Amsterdam-Oost, tussen het IJ en de Watergraafsmeer. Er werd over verteld dat er meervallen zouden zitten. Vissen van wel 2 meter lang. Dat sprak tot de verbeelding van een 10 jarige. Uiteraard moest er op meerval gevist gaan worden. Echter al snel werd me duidelijk gemaakt dat die dieren veel te zwaar waren en heel diep zaten. Misschien wel 100 meter diep. Het Nieuwe Diep is diep. Uiteraard.
De Ringvaart en de huidige Oosterpoort
In een andere droom kom ik de voormalige Sint-Willibrorduskerk tegen. De Sint-Willibrorduskerk was een rooms-katholieke parochiekerk in Amsterdam, gelegen op de hoek van de Amsteldijk en de Ceintuurbaan. Als jongetje fietste ik er dagelijks langs, op weg naar mijn school in Oud Zuid. Hoewel ik me de kerk slechts vaag kan herinneren moet ik de sloop in 1966 gezien hebben.
De droom gaat als volgt: Ik sta samen met mijn jongste zoon Sjors op de Amstelbrug. Rechts van ons liggen de boten langs de Amsteldijk en staat de reusachtige Sint-Willibrorduskerk. Mijn 5 jarige zoon springt over de railing in het water. Nu was ik gewend van hem dat hij dingen zoals zwemmen gewoon deed, maar daarbij het hoofdstuk zwemles oversloeg. Ik zag hem met de stroom in de richting van de boten aan de Amsteldijk drijven. Ik sprong hem niet achterna maar liep naar de kant en zocht tussen de boten, maar vond hem niet. Met de vraag waarom ik hem niet achterna gedoken ben, werd ik wakker.
De Sint-Willibrorduskerk
In een andere versie van de droom ga ik de kerk in. Maar kom niet in een kerkinterieur maar loop plotseling op een verlaten en zeer groot plein. Er volgen weer verlaten en sombere stadsgezichten en wederom de donkere Ringvaart met in de verte de lichten van een stad. Lopend langs de vaart raak ik mijn fototoestel kwijt. Ook een regelmatig terugkerend element in mijn dromen. Als ik hem niet kwijt raak dan valt ie in het water of iets dergelijks. De meest terugkerende droom is de droom waarbij ik door een oud en verlaten schoolgebouw loop. Er is een grote ruimte die vol zit met mensen die stil zitten en zwijgen. Je kunt een spelt horen vallen. Ik loop door de gangen met links en rechts lege klaslokalen. Ik zoek het toilet maar kan het niet vinden. De aandrang om te plassen wordt groter en groter. Als ik wakker wordt ren ik de trap af naar het toilet. Pfffff. Net op tijd
De grammofoonplaat is weer helemaal terug. Veel zaken uit de vorige eeuw maken een comeback. Ook constateer ik een voorzichtige hertinteresse in de analoge fotografie. Mogelijk ook in het cassettebandjes. Ik heb nog een hele doos vol met cassettebandjes maar geen cassetterecorder. Net zo als diskettes of floppys voor een computer. Het gleufje dat men vroeger het A station of drive noemde komt niet meer voor op de hedendaagse computer. Je kunt ze dus net zo goed wegflikkeren. Ik bewaar ze. Een beetje met tegenzin omdat mijn huis uitpuilt van nutteloze troep die ik om onduidelijke reden koester. Waarom het cassettebandjes terug komt is me volslagen onduidelijk het waren ongelooflijke ondingen. De bandjes liepen regelmatig vast in de recorder. Je moest de slierten geluidsband die op spaghetti leken er dan uitpeuteren waarbij het bandje niet zelden onherstelbaar beschadigd werd. Je moest meters aan band weer in de cassette zien te wurmen. Als je dat verkeerd deed dan kreeg je de verkeerde kant van het bandje te horen en kwam de muziek er achterste voren uit. Mijn eerste mono cassetterecorder draaide op een joekels van batterijen. Oplaadbaren batterijen waren er nog niet. Dus het was een dure grap.
Dat de zwart-wit tv terug komt staat als een paal boven water. Mensen krijgen genoeg van de home cinema. Het felle kleuren geschitter op reusachtige platte schermen met de pleuris herrie van dolby surround heeft niets met tv kijken te maken. Er gaan weer langwerpige, diepe en loodzware zwart wit tv 's gemaakt worden. Kolossale bakken met een piep klein rond schermpje. De tv moet weer gezien gaan worden als tv. Vanouds tv kijken met veel ruis en een gammel antennetje op het dak.
Dat de analoge fotografie terug komt lijkt me aannemelijker. Ik verheug me er op. Niet dat je mij ooit weer in een doka zult zien. Maar meer omdat ik mijn collectie analoge camera's langzaam maar zeker meer waard zie worden. Dat neemt niet weg dat vooral sentimenten ten grondslag liggen aan de collectie. Een tijdje geleden kocht ik voor 15 euro een analoge Pentax spiegelreflexcamera. Prachtige camera. Batterijtje besteld bij het Batterijhuis.nl en ik kon voor het eerst in mijn leven een werkende analoge Pentax spiegelreflex vast houden. Het was ooit een onvervulbare jongensdroom van me. Die dingen waren niet te betalen. Ik moest het doen met een veel goedkopere rolletjescamera. Een Agfa Isoly. Een redelijk goed toestel, dat wel.
Beter dan mijn eerste toestel. Een toestel dat ik op de kermis gewonnen had. Het beschikte over een plastic lensje. Desalniettemin wist ik er toch foto's mee te maken. Deze jeugdige interesse in de fotografie was voor mijn vader een signaal om te stimuleren en dus kreeg ik voor mijn verjaardag de Agfa Isoly. Met een rolletje. Dus geen kleinbeeld Pentax spiegelreflexcamera. Toch was ik er blij mee. Het was een echt fototoestel en beter dan de Agfa Clack van mijn buurjongen. De Clack was het broertje van de kleinere Agfa Click. De Click zag er ook beter uit dan de rare dikke Clack. Hoewel ik het altijd een belachelijk Ollie B. Bommel toestel gevonden heb, was het een geliefd fototoestel. De 6x9 negatieven konden zonder vergroten worden gecontactprint. In de jaren '50 en '60 zijn er 1,65 miljoen exemplaren van geproduceerd. Vandaar dat die dingen vandaag de dag geen cent waard zijn. De Clack in mijn colletie heb ik voor een euro gekocht op een rommelmarkt. En hij doet het nog. Hij zegt nog 'clack'.
Wat me de laatste tijd opvalt is dat alles en iedereen op de lijst van Immateriële Cultureel Erfgoed moet. Nu Greate Pier weer. Alle reuzen tussen tot 10 meter hoog, waaronder Greate Pier moeten op de lijst. Greate Pier is de meest noordelijke reus van Europa. Zijn zwaard en zijn daden worden in de volksverhalen vernoemd. Pier zou wel 2,15 meter lang zijn en met één hand een ploeg op kunnen tillen. Zijn zwaard heeft een lengte van 2,13 meter en weegt 6,6 kg. In het Fries Museum is een replica te zien. Hij zette zich in voor de onafhankelijkheid van Friesland in de strijd tegen de graven van Egmond die hij te lijf ging met dat enorme zwaard. In het dorpshuis in zijn geboortedorp Kimswerd hangt 'het enige echte
zwaard van Greate Pier'. Zijn helm wordt bewaard in het stadhuis van
Sneek.
Er is een sage waarin Greate Pier langs de Noord Hollandse kust vaart en met de enorme giek van zijn schip in een klap de torenspitsen van Ransdorp, Spaarnewoude en Muiderberg er af ramde.
De stompe toren van Ransdorp
Een tip voor Leeuwarders die in Noord Holland wonen en de Oldehove missen. Bezoek Ransdorp. Het schilderachtige dorpje vlak bij het Kinselermeer heeft een kerkje met een stompe toren en lijkt op de Oldehove. Alleen staat de toren recht en is niet verzakt, zoals ons fraaie stadsicoon. Dat is wel weer jammer. Daar zouden ze nog iets op moeten vinden.
De stompe torens van Ransdorp, Spaarnewoude en Muiderberg ken ik vanaf mijn prille jeugdjaren. Regelmatig ging ik achterop de brommer (kaptein mobylette) van mijn vader naar een van deze dorpen. De toren van Spaarnewoude was bijzonder omdat in de muur twee stenen zijn ingemetseld op 269 cm hoogte, de lengte van de reus Klaas van Kieten. Die daar ooit gewoond heeft. De afstand tussen beide stenen (185 cm) zou de maximale afstand zijn van de toppen van de middelvingers van beide handen bij geheel gespreide armen. Van Kieten was een minder oorlogszuchtige reus dan Greate Pier. Alhoewel de geschiedenis hier onduidelijk over is. Reuzen werden maar al te graag geronseld voor het leger omdat ze natuurlijk beresterk waren. Er is ook geen reusachtig zwaard van Klaas van Kieten. Wel staan zijn enorme klompen nog in het kerkje. Klompen die 4 keer groter zijn dan de klomp waarop de gemiddelde boer zich voortbeweegt .
Prima zaak dat beide reuzen op de lijst van Immateriële Cultureel Erfgoed komen. Aan Greate Pier en Klaas van Kieten zal het niet liggen.
De afstand van beide handen van de reus Klaas van Kieten bij geheel gespreide armen.