Soms doe je, je hele leven iets en dan krijg je plotseling te horen dat je het altijd helemaal fout gedaan hebt. Dat had ik laatst met eendjes voeren. Reeds van jongs af aan breng ik mijn oude brood naar de waterkant waar hongerige watervogels kwakend en snaterend op mijn volkorenboterhammen zitten te wachten. Ik vind het een leuke bezigheid en mooi om het spektakel van vliegende en zwemmende vogels te fotograferen. Maar het is dus goed fout. Het bericht werd in eerste instantie via de radio verspreid. Brood bevat geen of nauwelijks voedingswaarde. Shit. Krijg je dat. Ook mijn dwars gebakken volkorenbrood dus niet. Meerder mensen spraken mij er op aan toen ik een paar oude witte bolletjes in de Emmakade gooide. Het leek of iedereen het er over had. Andere mensen zag ik iets graanachtigs in het water gooien of aan de kant strooien. 'Er zit geen voeding in, meneer.' legde een mevrouw me uit terwijl ze naar mijn bolletjes keek. 'Ze worden er alleen maar dik van.' Ze liet me haar zak met verschillend granen zien. Nu leek me een dikke eend beter dan een magere, maar ik had geen zin in een discussie en ging verder met de witte bolletjes. De vrouw bekeek het met enige minachting. Hoe moest ik van mijn oude brood af als ik het niet aan de eenden kon voeren zoals ik dat gewend was.
In de jaren '50 en '60 toen we nog strenge winters hadden, ging ik als jeugdige vogelaar de deuren langs om oud brood in te zamelen voor onze nooddruftige gevederde vrienden die onder bruggen in wakken zaten te verkommeren. Op de zolder van het huis van mijn ouders had ik een clubhuis (de Zwarte Hand) ingericht in de oude kolenopslag. Een redelijk grote ruimte, die zich bovenaan de trap bevond. Hier werd al het brood gesneden en verpakt alvorens het naar de waterkant te brengen. De kolenopslag werd niet meer gebruikt omdat we zogenoemd stadsgas hadden. Stadsgas werd gemaakt van steenkool en stonk als de hel en was uiterst explosief.
Nieuwestad
We hadden een 12 pitsgaskachel met bakelieten branders en 3 standen. Het ding gaf geen warmte. Dit in tegenstelling met de oude kolenkachel die ik me slechts vaag kan herinneren. Kolen waren beduidend warmer maar veel bewerkelijker in het stoken. Omdat de kachel de boel niet warm stookte en het in de rest van het huis stervenskoud was, werd de keuken bij verwarmd met een Aladin oliekacheltje. In het kleine huis stonk het naar petroleum. De zakken met kolen werden in het najaar omhoog getakeld naar de zolderetage op de 4de verdieping. Aan de gevel hing een takelbalk. Ik kan het me vooral herinnering omdat het een keer goed mis ging. De kolenboer was 3 zakken omhoog aan het hijsen. De onderste zak scheurde langzaam open, waardoor de 2 bovenste los kwamen en het hele zaakje naar beneden kwam. De zakken spatten uit elkaar op het trottoir en de hele straat was zwart van het gruis. De kolenboer wist maar net het vege lijf te redden. Na het gebeuren zag hij er nog zwarter uit dan ervoor. Het heeft dagen geduurd voor de straat weer een beetje schoon was.
Veel later op de Bildtdijken stookte ik een houtkachel. Ik heb verschillende modellen gehad. De mooiste was een Etna platte buiskachel met 3 gaten om pannen op te zetten. Ik kan me de lange winteravonden met een pannetje soep op de kachel nog goed herinneren. Hout scharrelde ik per dag bij elkaar. Ingeval van strenge vorst haalde ik kolen bij de CAF in Oudebildtzijl. Grote eierkolen. Bij zeer strenge vorst werd er antraciet gekocht. Antraciet is warmer en blijft de hele nacht branden. De volgende ochtend hoef je alleen een beetje te porren. Het gevaar van brand of koolmonoxidevergiftiging werd hierbij enig sinds onderschat. Maar lekker warm was het wel.