donderdag 28 september 2017

Het heen en weer

De in- en uitcheckpoortjes op de stations zijn door hun proefperiode gekomen en goed bevonden. Ook station Leeuwarden is sinds kort uitgerust met in- en uitcheckpoortjes. De poortjes zijn volgens de NS om de veiligheid op de stations te verbeteren. Iedereen die in het bezit is van een OV chipkaart met saldo kan het perron op. Ik dus niet, want ik heb geen OV chipkaart. Jammer want ik mag graag wat fotograferen op de perrons of een patatje eten en even in het zonnetje op een bankje zitten. Bij mijn laatste treinreis had ik een zogenoemd goedkoop Kruitvatkaartje. Daar kom je ook mee door de poortjes, maar alleen op de dag dat je het gebruikt. Het is een dagkaart.
Station Leeuwarden ziet er maar raar uit met al die poortjes. Bij de hal en kleine ruimte voor de poortjes is het druk. Bij de poortjes staat spoorwegpolitie en ander NS personeel om de boel in de gaten te houden. Als het poortje waar ik door wil niet direct reageert op mijn Kruitvatkaartje en ik wat sta te emmeren, zie ik de spoorwegpolitie-agent wantrouwend in mijn richting kijken. Natuurlijk houden ze mensen die staan te klooien voor de poortjes in de gaten.


De dame achter me attendeert me erop dat ik mijn kaartje niet op het grote vierkante vlak moet houden, maar op het ronde vlak er onder. “Waar die pijl naar wijst” merkt ze op. Juist. “Grotere pijlen hebben ze niet” volgt er sarcastisch achter aan. Het poortje ontsluit zich en het beveiligingspersoneel ontspant zich weer. Iemand die niet door de poortjes komt is natuurlijk verdacht.
Op de terugweg checkte ik uit bij het verkeerde poortje. Later begreep ik dat de rode poortjes van Arriva zijn en de gele van de NS. Sjonge. Er verscheen een tekst met de mededeling dat ik bij de NS moest uitchecken. Krijgen jullie allemaal het heen en weer, dacht ik en glipte mee, door het open poortje van een medereiziger. Onmiddellijk kwam er een NS medewerker op me af die streng naar mijn kaartje vroeg. Nadat hij mijn Kruitvatkaartje bekeken had mocht ik onuitgecheckt doorlopen. Het rare vond ik dat er ook nog gecontroleerd werd in de trein. Je zou zeggen dat er door al dat in- en uitgecheck geen kip zonder kaartje de trein in komt. Maar een conducteur hoort er natuurlijk bij. Bovendien moet er iemand bij vertrek van de trein op een fluitje blazen. Jammer dat hij geen kniptang meer heeft, maar een of ander elektronisch geval dat rare piepjes geeft. Ook leuk, natuurlijk maar ik denk wel eens met heimwee aan de oude kleine kartonnen kaartjes waar de conducteur enthousiast gaatjes in knipte. Als je een lange reis had leek je kaartje soms wel een gatenkaas. Conducteurs hebben ook geen mooie pet meer en geen rode sjerp waar de kniptang aan hangt en een stempel en dat soort zaken. Ze zijn ook niet echt vriendelijk en maken geen praatje. Uitzonderingen daar gelaten. Dat is jammer. Eigenlijk lopen ze ook voor joker rond, want de in- en uitcheckpoortjes hebben hun werk al gedaan. Misschien hadden ze er beter meer conducteurs bij kunnen nemen, inplaats van die poortjes. Die maffe poortjes kosten ook niet niks. En dan hoeft er ook geen personeel de hele dag naar het gehannes bij de in- en uitcheckpoortjes te kijken. Die kunnen dan weer iets zinvols gaan doen. Zoals kaartjes knippen.
De in- en uitcheckpoortjes van Arriva


zondag 10 september 2017

Een fiets is iets, maar bijna niets

Sinds enige tijd ben ik bezig om van mijn schuurtje een klein museumpje te maken. In het achterste gedeelte staat mijn bijzondere stenen collectie. Onlangs heb ik een klompje steen van de Drachtsterbrug toegevoegd. Uit sentimentele overwegingen. De brug is onlangs gesloopt. De overige ruimte biedt plaats aan stukken van uiteenlopende aard. Voornamelijk machine onderdelen en oude apparaten. Er staat bijvoorbeeld een motorblok van een Solex. Het ding komt van een Solex die ik ooit zou repareren. Toen hij eenmaal uit elkaar lag, bleek ik niet in staat hem weer in de oorspronkelijke situatie terug te brengen. Laat staan te repareren. Uiteindelijk heb ik hem in losse onderdelen aan een oud ijzer verzamelende buurman geschonken. Alleen het motorblok en het aandrijfwiel heb ik om onduidelijke reden gehouden.
Mijn kennis omtrent motoren is beperkt. Een bougie schoonmaken is het hoogtepunt van mijn kunnen. Het aardige van de Solex is, dat ik de benzinetoevoer naar de carburateur kan schoonmaken. Je schroeft een paar boutjes los en legt het slangetje in een bakje benzine om het een poosje te laten weken. Daarna blaas je het ding door en plaatst hem weer op de carburateur. Dit technische hoogstandje gaf me het gevoel dat het met mijn technische kennis wel meeviel. Alleen een hele solex uit elkaar slopen en weer in elkaar zien te prutsen, was een brug te ver. Het leuke was dat je er ook zonder benzineleiding op kon rijden. Je kon van bovenaf voorzichtig wat benzine in de carburateur druppelen en dan tufte je weer een paar kilometer verder. Je moest wel zorgen dat je een flesje benzine bij je had en voorzichtig op de rijdende solex de benzine in het motortje gieten. Als je er voor stopte liep je het risico dat je het ding niet meer aan de praat kreeg. Maar het handige van een Solex is dat je er ook op kunt fietsen als je het motortje van het voorwiel trekt. Niet dat je er dan hard op vooruitkomt, maar het vehikel is ook niet gemaakt voor de TT van Assen. Op een Solex was het ook niet nodig om een helm te dragen. De 20 km per uur haalde ik niet en een beetje enthousiaste fietser kon me zonder problemen passeren. Voor een hogere snelheid had ik een Kaptein Mobylette. Een zogenoemd EEGtje. Een populair damesbrommertje in die dagen. Scheurde als een racewagen. De remkabeltjes braken wel regelmatig. Meestal op cruciale momenten. Het ding heeft me bijna het leven gekost. Vooral de nachtelijke tochten na een bezoekje aan de Leeuwarder horeca waren soms wat problematisch. De wegen van en naar Leeuwarden waren in de jaren 70 nog niet optimaal.
Wat nu het fietspad naar Stiens is, was vroeger de autoweg en het fietspad was een smalle strook van misschien 50 cm. Later kreeg ik een zwaardere Kaptein Mobylette. Wat met het winderige weer in de provincie wel nodig was. De Mobylette heb ik altijd een beetje een burgertrutjes brommer gevonden. Ik had natuurlijk liever een Puch of een Kreidler willen hebben. Tegenwoordig fiets ik liever. Het is mijn belangrijkste lichaamsbeweging. Ook een elektrische fiets lijkt me niks. Meer iets voor ouwe wijven. Ze doen me soms wel aan mijn oude Solex denken. En dat is wel weer leuk.