zondag 27 april 2014

Fotomoment

In mijn hoofd heb ik een lijstje van plekken in Leeuwarden die ik graag wil fotograferen. Vaak zijn het plekken waar ik dagelijks langs fiets. Echter zijn de omstandigheden nooit of zelden goed genoeg voor het fotomoment. Dat heeft te maken met het licht, de tijd van de dag en de maand, maar ook of er al dan niet auto’s geparkeerd staan. In Leeuwarden staan overal auto’s.
Door de jaren heen is de stad steeds meer dicht geslipt met blik. Nu kun je die dingen er natuurlijk gewoon bij fotograferen. Uit arenmoede doe ik dat dan ook wel. Maar je krijgt dan een heel andere foto. Een Fiat Clitoris hoort niet voor een historisch 17de eeuws grachten pandje. Misschien vinden een hele hoop mensen dat nu juist mooi. Ik niet. Door het auto geweld ben ik me dan ook meer gaan toeleggen op boten en het water. Auto’s tref je niet aan op het water. Daar zullen ze nog wel een keer iets op vinden maar voorlopig zie ik er alleen boten. Boten zijn veel leuker dan auto’s. Het is niet zo een eenheidsworst als al die Opel Capriolaas of Ford Erectussen of hoe ze die dingen noemen. In de Leeuwarder grachten is geen boot gelijk. Daarin schuilt voor een groot deel de charme. Het maakt Leeuwarden tot de stad die het is.

Onlangs kregen bewoners van oude en slecht onderhouden schepen in de stad de mededeling van de gemeente dat ze hun woonboot op moesten knappen. Zou dit niet binnen een redelijke termijn gebeuren dan zou dit resulteren in het wegslepen van de verwaarloosde schuit.
Nu worden veel schepen in de Leeuwardergrachten omschreven als historisch, maar wat nu een historisch schip is en wat een ouwe roestbak, is me niet al en geheel duidelijk. Bijna alle schepen in de singels zijn oud. De een is alleen een beetje beter onderhouden dan de ander. De bootbewoners leken niet onder de indruk van de gemeentelijke dreigementen. Ik zag althans geen bootbewoner die spontaan de verfkwast ter hand nam of het dek ging zwabberen. De oude en vervallen boten, vervallen verder. Historisch. Dat wel.


zaterdag 5 april 2014

Havenplaats op mini formaat




Na mijn laatste bezoek aan Grou bleef ik met de vraag zitten, waarom ik altijd naar de Waddendijk fiets? Het is er kaal en altijd winderig. Er is voorbij Stiens geen kroeg meer te bekennen. Laat staan een die open is. Het wad is wel fotogeniek, maar op een bijna ongrijpbare manier. Misschien is het de romanticus in me, die me naar de Waddenkust drijft. Eenzaam wandelend door het slip, mijmeren over verdwenen vrienden en verloren liefdes. Over voorbije tijden.
Het havenplaatsje Grou is veel leuker. In tegenstelling tot de meeste dorpen lopen er mensen rond. Zelfs vroeg in het seizoen zijn er al toeristen. Er zijn meerdere kroegen en horecagelegenheden anderzijds. En nog open ook. Dat kom je op het platteland zelden tegen. Ik hoorde meerdere talen spreken. Voornamelijk Duits, maar toch. Grou is een toeristische havenplaats op mini formaat. Het dorp geeft je een beetje vakantiegevoel.
Een meneer op een van de aanlegsteigers wist me te vertellen dat het allemaal komt doordat het dorp aan het water ligt. Dit in tegenstelling tot de meeste dorpen in het merengebied die van de meren afliggen. Sneek bijvoorbeeld ligt een end van het Snekermeer af. Dat is niet handig als je toeristen wilt trekken. Grou ligt op een soort landtong midden in het Pikmar. Water alom. En zo te zien ook water waar je kunt zwemmen. Handig als je niet eerst een paar 100 meter door de blubber wilt baggeren voor het water tot boven de knieën komt.
Dit overkwam mij enige jaren terug bij het Tjûkemar. Mooi meer maar erg ondiep. Het was een warme dag en ter afkoeling is een duik in het zilte nat dan verleidelijk. Nu had ik geen zwembroek bij me. Bovendien vond ik als kind van de jaren ’60 zwemmen met zwemkleding altijd al belachelijk. Dus zonder zwembroek het water in. Toen ik 100 meter verder was en nog steeds tot mijn enkels in de blubber stond, begon ik me zorgen te maken. Temeer ik achter me een aanzwellend giechelend geluid waarnam. Weer 100 meter verder kwam het water net krap aan tot knie hoogte. Alvorens de terugtocht te ondernemen heb ik maar wat rond gespatterd. Zwemmen was het niet, maar het koelde wel af. Toen ik terug richting strandje baggerde, zag ik dat er een omvangrijk gezin met veel giechelde dochters naast mijn stapeltje kleding had plaats genomen. Nu kon ik met mijn kont in de modder gaan zitten tot het gezin verdween, maar dat kon wel eens lang duren. Terug lopen met mijn handen voor de edele delen leek me alleen maar voeding aan de vrolijkheid geven. Resoluut terug lopen, dus. Net doen of er niets aan de hand was. Zat niets anders op. Mooie sport dat zwemmen. Maar niet in het Tjûkemar.