woensdag 18 maart 2015

De doordraaiknop

Na de aanschaf van mijn eerste digitale fototoestel verwijderde ik al mijn doka spullen uit het huis. Opgeruimd staat netjes. Geen geëmmer in de doka meer. Geen gescharrel meer in het duister bij een rode lamp. Geen onwelriekende bakken met fixeer of andere chemicaliën en geen kosten meer aan duur fotopapier en film. Later kreeg ik spijt van de opruimdrift. Het had toch wel wat. Bij digitale fotografie mis ik een bepaalde spanning. Op de SD kaart van mijn camera is ruimte voor honderden foto's, terwijl op de eerste rolfilm die ik gebruikte slechts plaats was voor 8 of 12 foto's. Toch was de rolfilm leuk. De film zat in een papieren wikkel waar de nummers van de foto's op stonden. Als de film in de camera zat moest je handmatig doordraaien. De doordraaiknop, piepte bij het draaien. Achter op het toestel zat een klein rood glaasje. Al draaiende zag je eerst pijltjes voorbij komen en dan verscheen het eerst cijfer. De camera was nu gereed voor opname. Als de 12 foto's gemaakt waren, kon de film doorgedraaid worden. De film kon nu zelf ontwikkeld worden of naar de fotograaf gebracht worden. In de jaren 90 was de 1 uur service populair. Ik bracht mij rolletje vaak naar de HEMA. Er stond een gigantisch apparaat. Het apparaat ronkte, rammelde en maakte klotsgeluiden. Hartstikke leuk apparaat en je kon na een uurtje je foto's ophalen.
Het zelf ontwikkelen was ook mogelijk. Een van de twijfelachtigste zaken van de analoge fotografie heb ik altijd de ontwikkeltrommel gevonden. Het betreft een trommel met een spiraal erin. Je kunt er een belichte rolfilm of klein beeldfilm mee ontwikkelen. Als eerste moest je de film in de spiraal zien te wurmen. Dit diende in het volslagen donker te gebeuren. Een bij daglicht al bijna onmogelijke zaak. Bij gebrek aan een donkere kamer deed ik het meestal in een kast of op de wc. De kieren werden met lappen afgedekt. De hoekjes van de film moesten onder het gleufje met het balletje. Als de hoekjes dan door het balletje vast geklemd zaten moest je draaiende bewegingen met het spiraal maken waardoor de film in het spiraal schoof. Als de film dan niet halverwege klem kwam te zitten, wat bij mij meestal het geval was, kon de deksel op de trommel gedraaid worden. Het ontwikkelen kon dan beginnen. De ontwikkelaars hadden meestal namen die meer op de medicatie van psychiatrische patiënt leek. Neurofiel of Tetenal of wat dan ook. Als de trommel vol met ontwikkelaar zat moest het ding op en neer bewogen worden. De ontwikkeltrommel sloot meestal niet goed af. Na het ontwikkelen was je kleding vaak doordrenkt van de Neupotiel of hoe die zooi heette. Hoewel ik de mogelijkheid open hou om ooit nog eens zelf glasnegatieven te maken en een oude schoenendoos om te bouwen tot camera obscura, ben ik blij met de digitale fotografie.

vrijdag 6 maart 2015

Kwartje is op

Op een van de nagels van mijn linker hand zit al sinds jaren een inkeping. Een soort litteken dat mee groeit met de nagel. Ik heb het te danken aan een ruzieachtig telefoongesprek in een telefooncel. Na afloop ramde ik de hoorn ongecontroleerd hard op het toestel en had te laat in de gaten dat mijn vinger tussen de hoorn en het toestel zat. Het gebeurde halverwege de jaren 90 in de wijk Heechterp. Door het rare litteken kan ik me het pijnlijke ongelukje in de publieke voorziening maar al te goed herinneren.
Populierstraat Heechterp
Nu was het al een wonder als je er bellen kon, want de bewuste telefooncel viel met regelmaat ten prooi aan vandalisme. Vaak heb ik er staan bellen tussen de glasscherven. Niet zelden trof je er alleen een doorgeknipte draad aan en was de hoorn verdwenen. Met de sloop van de flats verdween ook de telefooncel. De mobiele telefoon deed zijn intreden en langzaam verdween de telefooncel uit het stadsbeeld. Echt jammer kan ik het niet vinden. Hoe vaak heb ik bijvoorbeeld niet in de hoorn 'kwartje is op.' geroepen. Dat was wat je vroeger zei, als het apparaat je laatste kwartje bijna opgeslurpt had. Als de tijd bijna verstreken was werd dat duidelijk gemaakt met een gluiperig piepje.
Nu kon je meerder kwartjes in de sleuf werpen, die je dan naar mate de tijd verstreek, hoorden vallen. Hier komt weer het gezegde vandaan, 'hij heeft het kwartje horen vallen'. Dat wil zeggen dat de verbinding tot stand gekomen is. Ofwel de boodschap is begrepen. Als je de hoorn ophing vielen de niet gebruikte kwartjes rammelt in een bakje. Tegenwoordig zijn er geen telefooncellen meer. De publieke telefoon heeft de strijd verloren.  Voor zover ze er nog zijn worden ze uit gebaad door particuliere bedrijven en gaan er al helemaal geen kwartjes meer in. Tijden veranderen en het straatbeeld veranderd mee. Ooit had Leeuwarden 30 houtzaag- en meelmolens en rond de 15 poldermolens. Hiervan resteren in 2015 slechts 8 poldermolens. De industrie-molens zijn allemaal verdwenen. Gesloopt of afgebrand en hebben plaatsgemaakt voor vaak lelijke nieuwbouw.

Of zoals in het geval van de door brandstichting in 1994 in de as gelegde Camminghabuurster poldermolen aan het Kalverdijkje, waar een lelijke plastic sporthal voor in de plaats gekomen is. In tegenstelling tot Leeuwarden wordt in veel Friese dorpen de molen –voor zover aanwezig- in ere gehouden. Dorpelingen hebben misschien meer oog voor geschiedenis en kunnen de waarde van het historische bouwsel voor hun leefomgeving beter inschatten. Zeg er wat van. Het is binnenkort vast weer Molendag.